De rauwe, stille waarheid van ‘the day after’

Een afscheidsdienst bij begrafenis of crematie is veelal een piekmoment. Een climax. Je werkt met elkaar naar een moment van afscheid toe. Na de klap van de dood, de tranen van schrik en verdriet begint vaak het verhalen vertellen. Die mogen, nee moeten, een uitlaatklep krijgen in zo’n afscheidsceremonie van meestal maar een uur. In verhalen, foto’s, muziek en andere rituelen vat je het leven van een dierbare samen. Je piekt samen, soms bijna euforisch en vierend – alsof de ander er nog is…

… maar hij of zij is er niet meer. De klap slaat vanaf de volgende dag toe. Rouw is rauw.

Ik zit bij een goede vriend die zijn vrouw verloren is. Hij is oud, zit op de rand van het bed in een verzorgingstehuis. Want hij kon niet meer zelfstandig wonen. Tussen de tranen door spreekt hij louter waarheid die voortkomt uit de werkelijkheid van het moment:

  • “Ik kom niets tekort. Natje en droogje is verzorgd. Ik kom niets tekort, alleen haar…”.
  • “Mijn lijf doet gewoon zeer van verdriet, zo diep ben ik geraakt”.
  • “Ik heb tegen God gezegd: ik ben beschikbaar, maar niet meer zo bruikbaar op dit moment”.
  • “De dood is het ongeluk als je samen zo gelukkig bent geweest”.
  • “Nooit meer. Nooit. Het is zo wreed onomkeerbaar”.
  • “Een vriend zal met je zingen als je op een berg staat en stil naast je lopen in het dal”.

 

Ik ben stil. Ik kan slechts zwijgend naar hem luisteren. Ik pak zijn hand. We kijken elkaar aan. Een kleine glimlach. Met een klein klopje op zijn hand laat ik hem wer los. Hij haalt weer een beetje normaal adem. Dat lucht op. Op naar de volgende dag. Verder kijken gaat (nog) even niet.

Naar het overzicht