Ik werd er stil van. Ik was een Mariakapelletje binnengestapt. Devote plek, stil. Met gepaste nieuwsgierigheid en verwondering kijk ik rond. Aan weerszijden van de Maria-icoon zie ik foto’s op twee prikborden geprikt. Mijn ogen glijden van de een naar de ander. Stuk voor stuk bekijk ik ze. Zwart-wit en in kleur, niet zelden verschoten kleur (vergeeld). Ze zijn van alle tijden en perioden van het leven. Van oudgrijs tot en met babies en jonge mensen. Soms een echtpaar. Veel foto’s ogen jaren 60 en 70. Dat zie je aan de brillen en kapsels. Pasfoto’s. Het is een bont geheel, met twee gemeenschappelijke kenmerken. Het ene is dat ze allemaal bewust in de camera kijken: een mens, het mens-zijn, wordt vastgelegd. Het tweede kenmerk betreft degenen die hen hier gebracht hebben. Ik ‘zie’ voor me hoe vaders, moeders, kinderen hun geliefde hier bij het hart van Maria geprikt hebben. Beter gezegd: op het hart gedrukt hebben. Dat doe je niet zomaar. Ik vermoed dat de meesten overleden zijn of ernstig leed dragen of gedragen hebben.
Van en voor degenen die hen hier gebracht hebben is het gebed dat er in deze Mariakapel aan de muur hangt: “O Moeder van de Altoosdurende Bijstand, ik kniel met een groot en kinderlijk vertrouwen voor Uw Beeltenis neer”. Een smeekgebed om troost en moederlijke bijstand, hulp in een moeilijke periode.
Naar het overzicht