Wat kan het verleidelijk zijn een pasgeworden weduwnaar te pamperen of te bemoederen. Opa was al licht dementerend en stond wankel op de benen. De stok was zijn beste maat om rechtop te blijven staan. Zijn vrouw was zijn beste maat om van dag tot dag te leven. “Ik leef door haar, ik leef voor haar!”, zei hij altijd.
Het plotse overlijden van haar deed een rivier van verdriet losbreken. “Hoe komt hij de dag door? Hoe zal hij zijn op de uitvaart?”. De familie maakte zich grote zorgen. Er was altijd iemand bij hem. Voor de boterham, de snotdoek, de toiletgang, zorgen dat hij op tijd een slaapje gaat doen., de medicijnen.
Op de uitvaart zag ik zijn veerkracht. Aan het eind richtte hij zich spontaan tot alle aanwezigen met zijn verdriet én dankbaarheid. Aan het begin…liet hij zich even niet terzijde schuiven. Toen de uitvaartleider de kleinkinderen uitnodigde om de kaarsen bij de foto van oma aan te steken wilde hij mee. Een van de kinderen nam een stoel mee: “Ga maar zitten, opa”. Opa wilde zichtbaar niet zitten. “Ik wil niet tegen jullie konten aankijken, ik hoor er ook bij!”. En zo stond opa, wankel maar zelfverzekerd te kijken hoe zijn schatten de allergrootste schat van hem in het licht zetten.
Daarna kon opa gerust weer gaan zitten.