Het is 2 november: Allerzielen. Velen herdenken mensen die zij missen. Op de Omdenkkalender verschijnt deze spreuk. En ik denk: is dit waar? Betekent rouw dat je volstrekt verstopt raakt en dat ook blijft?
Uit eigen ervaring zeg ik: ja en nee.
Ja. Wel. Je hoofd loopt over, een bijna permanente stroom van tranen vult de emmer achter mijn ogen en van mijn hart. De ander is er steeds niet en toch volop wel. Meer dan volop, soms: hij of zij is er alleen nog maar – permanent. In je denken en op je netvlies is er geen ontsnappen aan. Afleiding is even prettig, maar daarna staat hij of zijn weer wreed ver weg voor je neus. Zoals we in coronatijd vanachter glazen of plastic wanden met elkaar moesten communiceren. Onbereikbaar bereikbaar. Alleen is de dood als scheidingsmuur nu erger en definitiever. Niet meer is nooit meer. Zoals in Trouw van vandaag een artikel stond van Annemoon Elzinga, die haar 16 jarige zoon verloor. “Ik vergelijk mezelf weleens met een gehavende auto op de snelweg. Je mist één wiel, maar wilt wel 120 kilometer per uur rijden”.
Nee. Niet. Althans, niet voor altijd. De waterstand in de tranenemmer zakt. Langzaam. Tijd, nabijheid, God? De zondvloed aan verdriet kent ergens een regenstop. Wie er op welke knop gedrukt heeft of ‘de stuw heeft opgetrokken’, ik weet het niet. De waterstand daalt, maar altijd zal er een stroompje van verdriet zijn. Van hoofdrivier is het nevengeul geworden. Door de grote rivier gaat stapje bij beetje ook het andere leven weer stromen. Neemt niet weg: de ander blijft altijd aanwezig. “Er gaat geen dag voorbij”, hoor ik vaak. Maar verstopping…, nee dat niet meer.
Is dit waar? Voor ieder kan het antwoord op deze vraag anders liggen... Gun en geef elkaar die ruimte om te rouwen (en om verder te gaan).