Leven op Groninger begraafplaatsen

Een begraafplaats is geen dodenakker. Wie er overheen loopt en nauwkeurig kijkt, ziet een levendig tafereel.

Misschien is het omdat ik het gewend ben. In de jaren tachtig en negentig ben ik samen met mijn vader Klaas Berghuis weekendbeheerder geweest van de Zuiderbegraafplaats en het Esserveld in de stad Groningen. Elke zaterdag en zondag om 8.00 uur de hekken openen. Om ze, aan het eind van de middag, voordat het donker zou worden, weer te sluiten. Vlak voordat je ze definitief op slot deed nog even rondrijden om te controleren of niemand ingesloten zou worden. Op de begraafplaats vergeten mensen de tijd of ze komen er om, even ontsnappend aan de stadse drukte, rustig te wandelen.

Als weekendbeheerder ken je bijna alle grafstenen. De namen, vormen. En het decor van natuur waarin ze opgenomen zijn. Je ziet er konijnen, vogels, egels, een enkele keer een vos. Een begraafplaats is niet enkel een dodenakker. Het is er ook een rust- en groeiplaats voor tal van plant- en diersoorten. In de Trouw van 10 april 2013 stond een heel artikel over Albert-Erik de Winter. Hij is een medewerker van Landschapsbeheer Groningen en een bevlogen natuurbeschermer. Mét fototoestel. Aan de ene kant constateerde hij dat het Groninger platteland steeds armer wordt aan soorten planten en dieren. Toch zag hij, gelukkig, onverwachte oases ontstaan: de kerkhoven.

Naar het overzicht