“Hoe is jouw Engels?”. De uitvaartverzorger valt aan de telefoon meteen met de deur in huis. De vraag overvalt me. Stamelend probeer ik te antwoorden, terwijl ik onderwijl naar het antwoord zoek. Van binnen voel ik een vreemd soort angst opdoemen. Ik wil er even niet aan toegeven en vraag maar even door. “Hoe veel Engels?” en “Wat is het publiek?”. Het antwoord was helder. Het ging om een gehele uitvaartceremonie voor Amerikanen. Ik weet genoeg, da’s over de grens van mijn kunnen. “Engels verstaan prima. Mij in het Engels verstaanbaar maken ook. Maar met mijn steenkolen-Engels Amerikanen bedienen – die lat ligt voor mij te hoog. Daar irriteer je hen alleen maar mee… Als het een internationaal gezelschap is van mensen was voor wie Engels een 2e taal is, durf ik het nog wel aan met al mijn taalfouten. Maar Amerikanen…nee, bedankt”.
De uitvaartverzorger gaat verder zoeken.
Ik had JA kunnen zeggen. Immers, het is je brood, ik spreek een woordje Engels, het is een leuke uitdaging. En zo zullen er nog meer redenen te verzinnen zijn.
En toch ben ik blij dat ik deze grens getrokken heb. Niet alleen vanwege de taal. Ook vanwege de cultuur. Een uitvaart verzorgen is zo cultureel gekleurd! Buitenlanders die in Nederland een uitvaart meemaken kijken hun ogen uit naar de wijze waarop we verhalen delen en creatief en vrijmoedig vorm durven geven aan het afscheidsritueel van een uitvaart. Andersom zal dat ook gelden. Een uitvaart doen van iemand met buitenlandse roots vraagt heel van inleving in de – vaak ongeschreven doch bekend veronderstelde – gewoonten en patronen van het land van herkomst. Dat kost niet alleen heel veel meer tijd (maar ach, da’s bijzaak, sometimes you win and sometimes you loose..), het is vooral de (in)spanning dat je de plank niet mis slaat met je Nederlandse insteek.