Daar liepen ze. Het begon al te schemeren en ze liepen over een steeds donker wordende begraafplaats. Het moest en zou nu gebeuren. Van het groepje dat in de duisternis verdween liep eentje met een doos overgebleven cake (“Daar hebben we voor betaald”), de andere 3 liepen met bloemstukken. Eén klein jongetje sjouwde stevig door naast zijn ouders, bijna bedolven onder een grote bos bloemen.
Ze wilden de bloemen niet mee naar huis nemen – dat vonden ze iets vreemds hebben. In de zin van: ze blijven herinneren aan een moment waaraan je niet herinnerd wilt worden. En ze vonden het zonde om de bloemen bij het centrale monument achter te laten. Dat jongetje had een beter idee: “We gaan bloemetjes brengen aan zielige graven!”. Op graven waar niemand bij komt kijken. Hoe nobel en eervol!